ECLI:NL:CRVB:2017:4005
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van indicatie voor Behandeling en Begeleiding individueel onder de AWBZ voor een kind met verstandelijke beperking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de indicatie voor zorg onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor appellante, een vijfjarig kind met een verstandelijke beperking en een psychomotorische ontwikkelingsachterstand. De Raad heeft geoordeeld dat het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op juiste gronden appellante in aanmerking heeft gebracht voor Behandeling individueel. De ouders van appellante stelden dat de aanwezigheid van een onbekende hulpverlener in de thuissituatie ongewenst was, maar deze stelling werd niet nader onderbouwd. De Raad oordeelde dat Begeleiding individueel, indien nodig, kan worden verstrekt, mits dit voldoende wordt onderbouwd door de behandelend zorgverlener.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante in het verleden een indicatie voor Behandeling individueel heeft ontvangen en dat de zorgverlener in de thuissituatie kan beoordelen wat de beste zorg is. De Raad heeft de argumenten van de ouders en de gemachtigde van CIZ tegen elkaar afgewogen en geconcludeerd dat de zorg die appellante nodig heeft, binnen de gebruikelijke zorg voor kinderen van haar leeftijd valt. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland bevestigd, waarin het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan op 8 november 2017.