1.6.Bij besluit van 16 december 2014 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar tegen het besluit van 10 september 2014 gegrond verklaard, in die zin dat de einddatum van de aansluitende uitkering is bepaald op 3 december 2014. Volgens de minister heeft appellant vanaf 26 december 2013 tot 12 juni 2014 weliswaar recht op een aansluitende uitkering, maar komt die uitkering niet tot uitbetaling omdat het ziekengeld dat appellant in die periode heeft ontvangen op de aansluitende uitkering in mindering moet worden gebracht. Hij wijst er in dit verband op dat in artikel 8, tweede lid, van het Besluit artikel 34 van de WW van overeenkomstige toepassing is verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij stelt zich op het standpunt dat het ziekengeld dat hij van 26 december 2013 tot 12 juni 2014 heeft ontvangen niet op grond van artikel 8, tweede lid, van het Besluit in verbinding met artikel 34 van de WW op de aansluitende uitkering in mindering mag worden gebracht.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Artikel 8 van het Besluit betreft het recht op aansluitende uitkering. In het tweede lid van dat artikel is onder meer bepaald dat de paragrafen 1 tot en met 3 van hoofdstuk II van de WW van overeenkomstige toepassing zijn op de aansluitende uitkering. Daartoe behoorde ten tijde hier van belang artikel 34 van de WW. In het derde lid van artikel 8 van het Besluit is onder meer bepaald dat in afwijking van het tweede lid, artikel 19, eerste lid, onderdeel a, van de WW niet van overeenkomstige toepassing is op de aansluitende uitkering.
4.1.2.Ingevolge artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW heeft de werknemer die een uitkering op grond van de ZW ontvangt geen recht op uitkering.
4.1.3.In artikel 34, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW, zoals dat luidde tot 1 maart 2012, was bepaald dat op de uitkering geheel in mindering worden gebracht inkomsten wegens loonderving.
4.1.4.Artikel 34 van de WW is met ingang van 1 maart 2012 gewijzigd. Ten tijde hier van belang was in het eerste lid bepaald dat inkomen geheel in mindering wordt gebracht op de uitkering. In het tweede lid was bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan.
4.1.5.De in artikel 34, tweede lid, van de WW bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB). In artikel 3:5 van het AIB, zoals dat luidde ten tijde hier van belang, was onder meer geregeld wat onder inkomen als bedoeld in artikel 34 van de WW moet worden verstaan. Ingevolge artikel 3:5, eerste lid, aanhef en onder d, van het AIB wordt een wettelijke buitenlandse uitkering wegens arbeidsongeschiktheid tot het inkomen gerekend.
4.2.1.In de toelichting op artikel 8, derde lid, van het Besluit (Stb. 1996, 352, p. 15) is vermeld dat met het niet van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW op de aansluitende uitkering is beoogd te bewerkstelligen dat de aansluitende uitkering doorloopt gedurende de periode dat betrokkene wegens ziekte ongeschikt is om arbeid te verrichten.
4.2.2.Met de wijziging van artikel 34 van de WW en de invoering van het AIB met ingang van 1 maart 2012 is geen materiële wijziging beoogd. Dit blijkt onder meer uit de toelichting op het AIB, Stb. 2012, 79, p. 26, waarin het volgende is vermeld:
“Artikel 34 van de WW is met het wetsvoorstel harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving gewijzigd. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel harmonisatie en vereenvoudiging staat in artikel 34 van de WW niet meer dat inkomen wegens loonderving in mindering wordt gebracht op de uitkering. In artikel 34 komt te staan dat op de uitkering inkomen in mindering wordt gebracht. In dit besluit is niet overgenomen het begrip ‘inkomen wegens loonderving’ zoals thans genoemd in artikel 34 WW. In de uitvoeringspraktijk is gebleken dat op grond van deze bepaling alleen buitenlandse wettelijke loondervingsuitkeringen in mindering worden gebracht op de WW-uitkering. Om die reden komt deze bepaling niet terug in het onderhavige besluit, maar is vervangen door ‘een buitenlandse wettelijke loondervingsuitkering’. Materieel wijzigt er dus niets ten opzichte van de huidige uitvoeringspraktijk.”