ECLI:NL:CRVB:2017:3930
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de medische grondslag van een WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van het bestreden besluit
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 8 november 2017, wordt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam behandeld. De zaak betreft de afwijzing van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad oordeelt dat het bestreden besluit van het Uwv een deugdelijke medische grondslag ontbeert. De verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 11 mei 2017 onvoldoende gemotiveerd waarom de medische situatie van appellant in 2014 niet als ernstig werd beschouwd, ondanks dat verschillende deskundigen in de loop der jaren tot verschillende diagnoses zijn gekomen. De Raad stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoende heeft onderbouwd dat de symptomen van appellant in 2014 licht waren, en dat de stellingen van de verzekeringsarts van algemene aard zijn en niet specifiek op de situatie van appellant zijn toegespitst. De Raad concludeert dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad geeft het Uwv de opdracht om binnen zes weken de gebreken in het besluit van 25 juni 2015 te herstellen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.