ECLI:NL:CRVB:2017:3877
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op WIA-uitkering en toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 november 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat hij geen recht had op deze uitkering. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellant stelde dat zijn psychische klachten, die voortvloeien uit een recidiverende depressie, niet goed waren ingeschat door het Uwv. Hij voerde aan dat zijn toestand na 6 januari 2010 was verslechterd en dat de rechtbank ten onrechte geen onafhankelijke deskundige had ingeschakeld. De Raad oordeelde dat de rechtbank de medische beoordeling van het Uwv terecht had onderschreven. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was dat appellant binnen vijf jaar na afloop van de wachttijd toegenomen arbeidsongeschikt was geworden uit dezelfde oorzaak. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.