ECLI:NL:CRVB:2017:387
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van schending medewerkingsverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de aanvraag van appellante om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) werd afgewezen. Appellante had op 23 september 2013 bijstand aangevraagd, maar de gemeente Rotterdam kon haar recht op bijstand niet vaststellen omdat appellante niet reageerde op een huisbezoek en niet binnen de gestelde termijn telefonisch contact opnam. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ten onrechte heeft gesteld dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld door de schending van de medewerkingsverplichting door appellante. De Raad concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat appellante daadwerkelijk contact heeft opgenomen met het college, maar dat het college ook niet voldoende heeft gedaan om de situatie van appellante te verhelderen. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en herroept het besluit van 23 december 2013, waardoor appellante met terugwerkende kracht recht heeft op bijstand. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante.