ECLI:NL:CRVB:2017:3813
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vaststelling inschaling in salarisschaal en deeltijdfactor van een ambtenaar
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 5 maart 2015 haar beroep tegen het bestreden besluit van het College van Bestuur van de Stichting ongegrond verklaarde. Appellante was van 16 augustus 2010 tot 1 augustus 2011 aangesteld in de functie van [naam functie] bij de Stichting en ontving een salaris volgens salarisschaal LB, trede 13, met een deeltijdfactor van 0,68. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze inschaling en stelde dat zij in salarisschaal LB, trede 14 had moeten worden ingedeeld. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 4 juni 2013.
Tijdens de zitting van de rechtbank heeft appellante haar beroepsgrond met betrekking tot de akte van aanstelling ingetrokken, wat betekent dat zij akkoord ging met de inschaling en deeltijdfactor zoals vastgesteld. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het in strijd is met de goede procesorde om deze afspraken in hoger beroep opnieuw ter discussie te stellen. De Raad komt tot de conclusie dat appellante niet voldoende onderbouwd heeft aangetoond dat er sprake was van discriminatie of schending van eigendomsrechten. Het hoger beroep wordt dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J.J.A. Kooijman als voorzitter en H. Lagas en H. Benek als leden, in aanwezigheid van griffier A.M. Pasmans. De beslissing is openbaar uitgesproken op 2 november 2017.