ECLI:NL:CRVB:2017:3805
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- H. Lagas
- J.C.F. Talman
- Rechtspraak.nl
Boventalligheid en korting op salaris in het ambtenarenrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante, werkzaam bij de gemeente Menterwolde, was sinds 1991 in dienst en had te maken met langdurige arbeidsongeschiktheid. Na een periode van detachering bij een stichting, werd appellante per 1 juli 2013 boventallig verklaard door het college van burgemeester en wethouders van Menterwolde. Het college besloot om het salaris van appellante te verlagen op grond van artikel 7:3 van de CAR/UWO, wat leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van deze korting.
Appellante stelde dat het vertrouwensbeginsel was geschonden, omdat er volgens haar toezeggingen waren gedaan die haar de verwachting gaven dat zij altijd kon terugkeren naar haar functie. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan die deze verwachting rechtvaardigden. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank dat de korting op het salaris rechtmatig was, ondanks het feit dat het college eerder geen korting had toegepast. De Raad oordeelde dat de omstandigheden van de ziekmelding en de beoordeling van de aangeboden werkzaamheden niet voldoende waren om het college te beletten de korting toe te passen.
De uitspraak bevestigt de noodzaak voor duidelijke communicatie en afspraken in het ambtenarenrecht, vooral in situaties van arbeidsongeschiktheid en boventalligheid. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand bleef.