1.5.Bij besluit van 4 april 2016 (bestreden besluit 2) heeft de korpschef het besluit van
16 december 2013 ingetrokken, voor zover in dat besluit het werkterrein Doelgroepen (Policing of Communities) ontbreekt. Voor het overige is het besluit van 16 december 2013 ongewijzigd gebleven.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1
niet-ontvankelijk verklaard, omdat bestreden besluit 2 hiervoor in de plaats is gekomen en appellant geen belang meer heeft bij een inhoudelijk oordeel over bestreden besluit 1. Het beroep tegen bestreden besluit 2 is ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft de juistheid van de aangevallen uitspraak op hierna te bespreken gronden bestreden.
3.1.1.Appellant heeft betoogd dat de rechtbank zijn beroep tegen bestreden besluit 1 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu bestreden besluit 2 slechts voor een deel in de plaats komt van bestreden besluit 1. De Raad stelt vast dat bestreden besluit 2 naar de inhoud een gedeeltelijke wijziging inhoudt van het primaire besluit van 16 december 2013, dat bij bestreden besluit 1 werd gehandhaafd. Bestreden besluit 2 is genomen nadat de korpschef in de beroepsfase alsnog tot de conclusie was gekomen dat appellant in zijn bezwaar, dat uitmondde in bestreden besluit 1, er terecht op gewezen had dat het werkterrein ontbrak. Dit gebrek werd geheeld bij bestreden besluit 2.
3.1.2.Naar het oordeel van de Raad heeft appellant niet onderbouwd wat zijn procesbelang nog is bij een inhoudelijk oordeel over zijn beroep tegen bestreden besluit 1. Voor zover appellant een inhoudelijk oordeel wenst over de toekenning van en overgang naar de
LFNP-functie van senior GGP, met werkterrein Doelgroepen (Policing of Communities), komt dit hierna aan de orde bij de inhoudelijke beoordeling van bestreden besluit 2. De Raad is niet gebleken dat het te doen zou zijn om een geldelijke aanspraak.
3.1.3.De slotsom luidt dat het hoger beroep, voor zover het de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep tegen bestreden besluit 1 betreft, niet slaagt en de aangevallen uitspraak in zoverre moet worden bevestigd.
3.2.1.Appellant heeft aangevoerd dat de matching niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling) is geschied, dan wel anderszins onhoudbaar is.
3.2.2.De Raad stelt voorop dat, zoals in de onder 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015 is geoordeeld, het aan de betrokken politieambtenaar is om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. Verder kan de politieambtenaar zich niet beroepen op feiten of omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van zijn uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
3.2.3.Appellant heeft aangevoerd dat de matching niet overeenkomstig de Regeling heeft plaatsgevonden, omdat zijn korpsfunctie van [naam functie] niet zou zijn ingeschaald waardoor matching van de meest vergelijkbare functie op grond van de salarisschaal, zoals de Regeling voorschrijft, in het geval van appellant niet mogelijk was. Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de gedingstukken blijkt dat de korpsfunctie van appellant was ingeschaald in schaal 8, zodat de korpschef dit ten grondslag kon leggen aan de matching. Dat er ook - zoals onder 1.3 van deze uitspraak is weergegeven - een procedure liep over de waardering van de functie, waardoor de functiewaardering nog kon wijzigen, maakt dit niet anders.
3.2.4.Appellant heeft voorts aangevoerd dat de indeling in het vakgebied GGP geen recht doet aan zijn korpsfunctiebeschrijving en dat hij had moeten overgaan naar het vakgebied Operationeel Specialisme. Deze beroepsgrond slaagt evenmin. De korpschef heeft, onder verwijzing naar de matchingssystematiek, uiteengezet dat de LFNP-functie die het meest vergelijkbaar is aan de hand van de Regeling en de Transponeringstabel wordt bepaald. Verder is gewezen op het belang van de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 (Handleiding), waarin de motivering voor de keuze van het vakgebied is neergelegd. In de kern gaat het er volgens de korpschef om dat in de korpsfunctie van appellant geen sprake is van beleidsontwikkeling en beleidsconcretisering, waarvan in de LFNP-functie van Operationeel Specialist A wel sprake is, blijkens pagina 58 e.v. van de Handleiding. Daarentegen is in de korpsfunctie van appellant sprake van operationele sturing en coördinatie, terwijl uit pagina 33 e.v. van de Handleiding blijkt dat in de functie van Operationeel Specialist A geen sprake is van coördinatie. Ook het veelvuldig voorkomen van processen die te maken hebben met toezicht en handhaving komt overeen met het vakgebied GGP, en niet met het vakgebied Operationeel Specialisme. De Raad ziet, gelet op de door de korpschef gegeven onderbouwing van de matching, in wat appellant heeft aangevoerd geen reden om de matching met de functie senior GGP onhoudbaar te achten of om te oordelen dat dubbele matching had moeten plaatsvinden. Het uitgangspunt bij de matching is steeds de formele functiebeschrijving geweest, zo ook in het geval van appellant. De korpschef heeft de inhoud van zijn korpsfunctiebeschrijving terecht bepalend geacht voor de indeling in domein, vakgebied en functie. Dit is conform het bepaalde in artikel 3 van de Regeling, in verbinding met artikel 5, tweede en derde lid, van de Regeling.
3.2.5.Appellant heeft de juistheid bestreden van de overweging van de rechtbank dat, gelet op de werkzaamheden die in de korpsfunctiebeschrijving zijn vermeld, de functie geen regionale verantwoordelijkheid heeft en dat verantwoording moet worden afgelegd aan de groepschef, zodat de werkzaamheden zijn te verenigen met het vakgebied GGP. Appellant heeft gesteld dat genoemde factoren, wat daar ook van zij, niets van doen hebben met de vraag of het vakgebied GGP, en niet (ook) het vakgebied Operationeel Specialisme, het meest vergelijkbaar is. De Raad kan appellant hierin volgen. De gronden van de aangevallen uitspraak zijn in dit opzicht voor verbetering vatbaar.
3.2.6.De slotsom luidt dat het hoger beroep ook, voor zover het de ongegrondverklaring van het beroep tegen bestreden besluit 2 betreft, niet slaagt en de aangevallen uitspraak ook in zoverre, met verbetering van gronden als onder 3.2.5 weergegeven, moet worden bevestigd.