ECLI:NL:CRVB:2017:3773
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kwijtschelding van bijstandsverplichting door college van burgemeester en wethouders van Cuijk
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die sinds 24 mei 2007 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand, had een verzoek ingediend om kwijtschelding van een restantvordering van € 2.476,45. Dit verzoek werd door het college van burgemeester en wethouders van Cuijk afgewezen, omdat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden van het beleid, dat vereist dat een belanghebbende ten minste 50% van de restsom in één keer aflost om in aanmerking te komen voor kwijtschelding.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet aan deze voorwaarde voldeed en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De appellant had weliswaar maandelijks een bedrag van € 57,75 afgelost, maar dit voldeed niet aan de beleidsregels van het college. De Raad benadrukte dat de appellant niet had aangetoond dat de invordering leidde tot onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen. Bovendien werd het beroep op het vertrouwensbeginsel afgewezen, omdat er geen ondubbelzinnige toezegging was gedaan door een wethouder van het college.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De Raad concludeerde dat de intrekking en terugvordering van de bijstand in rechte vaststond, en dat de appellant niet opnieuw kon aanvoeren dat er fouten waren gemaakt door Brabant Water met betrekking tot zijn waterverbruik, aangezien dit niet meer aan de orde kon komen na de eerdere uitspraak.