Uitspraak
OVERWEGINGEN
23 december 2015. Omdat het Uwv het bestreden besluit niet heeft gehandhaafd, heeft de rechtbank het beroep gericht tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft vervolgens ambtshalve de ontvankelijkheid van het bezwaar van appellante beoordeeld. Zij heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift van 10 april 2015 geen concrete bezwaargrond bevat, dat het Uwv haar een termijn heeft gegeven, tot 31 juli 2015, om de gronden van haar bezwaar in te dienen en dat appellante dit pas na ommekomst van deze termijn heeft gedaan. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar een uitspraak van de Raad van 24 april 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8472), overwogen dat de omstandigheid dat appellante gedurende de (bezwaar)procedure een andere gemachtigde heeft gekregen, niet maakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Daarom heeft de rechtbank het beroep van appellante voor zover gericht tegen het besluit van 23 december 2015 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het bezwaar gericht tegen het besluit van 2 maart 2015
niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de aangevallen uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Oost-Brabant;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 124,- vergoedt.