Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
D. Hardonk-Prins als leden, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2017.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van zijn WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die eerder als schoonmaker werkte, is sinds 23 november 2012 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Hij heeft een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het Uwv heeft vastgesteld dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, en heeft zijn aanvraag afgewezen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij volledig of meer dan 35% arbeidsongeschikt is en dat hij de geselecteerde functies niet kan vervullen vanwege zijn psychische klachten. Hij heeft informatie ingediend van behandelaars ter ondersteuning van zijn standpunt. Het Uwv heeft verzocht om de eerdere uitspraak van de rechtbank te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv een zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft verricht en dat er geen aanleiding is om de beoordeling van de verzekeringsarts in twijfel te trekken. De Raad heeft geconcludeerd dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, en dat hij geschikt is voor de geselecteerde functies. Het hoger beroep is dan ook afgewezen en de eerdere uitspraak is bevestigd.