ECLI:NL:CRVB:2017:3761
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de maatman in het kader van loongerelateerde WGA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de loongerelateerde WGA-uitkering van een werknemer die zich ziek had gemeld. De werknemer, die op 1 maart 2007 in dienst trad als fiscaal medewerker, werd in 2010 benoemd tot adjunct-directeur, maar heeft zich op 3 mei 2013 ziek gemeld met psychische klachten. Na een conflict over re-integratieverplichtingen werd hij op non-actief gesteld en ontbond de kantonrechter de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2014.
Het Uwv heeft na onderzoek vastgesteld dat de werknemer recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering met een arbeidsongeschiktheid van 78%. Appellante, de werkgever, was het niet eens met de maatman die door het Uwv was vastgesteld op de functie van adjunct-directeur. Appellante stelde dat de werknemer deze functie nooit naar behoren had uitgeoefend en dat de maatman daarom op de functie van fiscaal medewerker moest worden vastgesteld.
De rechtbank Den Haag had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de functie van adjunct-directeur als maatman had aangemerkt, omdat er geen voldoende bewijs was dat de werknemer niet in staat was deze functie uit te oefenen. De uitspraak benadrukt het belang van de functie die de werknemer daadwerkelijk heeft vervuld en de omstandigheden rondom zijn arbeidsongeschiktheid.