ECLI:NL:CRVB:2017:374
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van onvoldoende inzicht in financiële situatie
In deze zaak heeft appellante op 6 oktober 2014 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft appellante uitgenodigd voor een gesprek op 17 november 2014, waarbij zij verzocht werd om bankafschriften en andere bewijsstukken over te leggen. Na het gesprek heeft het college op 2 december 2014 de aanvraag afgewezen, omdat appellante niet voldoende inzicht had gegeven in haar financiële situatie. Dit besluit werd later in bezwaar gehandhaafd.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat zij met verklaringen van haar moeder en derden de herkomst van de overboekingen en contante stortingen op haar bankrekeningen voldoende had aangetoond. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de door appellante overgelegde verklaringen niet ondersteund waren door objectieve en verifieerbare gegevens. Hierdoor was niet aangetoond dat de overboekingen en stortingen op haar bankrekeningen legitiem waren.
De Raad bevestigde dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad concludeerde dat het college terecht had besloten de aanvraag om bijstand af te wijzen, omdat niet kon worden vastgesteld of appellante recht had op bijstand. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.