Uitspraak
OVERWEGINGEN
9 februari 2015 en van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 9 maart 2015 ten grondslag.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die een WGA-uitkering ontving op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), had zijn uitkering per 21 december 2014 beëindigd zien worden door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De beëindiging was gebaseerd op een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid, waarbij werd vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid onder de 35% was gedaald. De appellant stelde dat zijn psychische beperkingen waren onderschat en dat hij recht had op een urenbeperking tot 20 uur per week.
De Raad heeft de argumenten van de appellant beoordeeld, waaronder een rapport van een psychiater en andere medische gegevens. De Raad concludeerde dat de psychische beperkingen van de appellant niet waren onderschat en dat de medische onderzoeken door het Uwv zorgvuldig waren uitgevoerd. De rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen gaven voldoende onderbouwing voor de conclusie dat er geen aanleiding was voor een urenbeperking. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van de appellant ongegrond was verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen en de noodzaak voor appellanten om voldoende bewijs te leveren voor hun claims. De Raad oordeelde dat de appellant geen separate gronden had ingediend tegen de arbeidskundige beoordeling, waardoor de geschiktheid voor de geselecteerde functie voldoende was onderbouwd. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de griffier aanwezig, maar deze was verhinderd te ondertekenen.