ECLI:NL:CRVB:2017:3715
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet melden van op geld waardeerbare werkzaamheden en de gevolgen daarvan voor het recht op bijstand
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant, die sinds 15 mei 2008 bijstand ontving op grond van de Participatiewet. Naar aanleiding van anonieme meldingen dat appellant handelde in auto-onderdelen via advertenties op Marktplaats, heeft de gemeente Heerlen een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant op geld waardeerbare werkzaamheden verrichtte zonder dit te melden, wat in strijd is met de wettelijke inlichtingenverplichting. De gemeente heeft daarop besloten de bijstand van appellant per 28 september 2012 in te trekken.
De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij geen werkzaamheden verrichtte, maar enkel vriendendiensten verleende. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de aard en omvang van de activiteiten van appellant wijzen op op geld waardeerbare arbeid. De Raad stelt vast dat appellant niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenverplichting, wat een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand. Appellant heeft niet kunnen aantonen dat hij recht had op bijstand gedurende de periode in geding.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de intrekking van de bijstand terecht is gebeurd. De Raad wijst erop dat het aan appellant is om feiten te stellen en te bewijzen dat hij recht had op bijstand, wat hij niet heeft gedaan. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 17 oktober 2017.