ECLI:NL:CRVB:2017:3649
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag van dak- en thuisloze door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een dak- en thuisloze, had op 15 mei 2015 een aanvraag voor bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) ingediend. Hij meldde dat hij op verschillende adressen verbleef en vulde zevendagenformulieren in. Op 1 juli 2015 diende hij een aanvraag om bijstand in, waarbij hij drie verblijfsadressen in Amsterdam opgegeven had.
De afdeling Controle van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam voerde een onderzoek uit naar de woon- en verblijfsituatie van de appellant. De bevindingen toonden aan dat de appellant niet op de opgegeven adressen was aangetroffen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag op 5 augustus 2015 afgewezen, omdat de appellant niet voldeed aan de inlichtingenverplichting. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond.
In hoger beroep heeft de appellant zijn gronden tegen de uitspraak van de rechtbank naar voren gebracht. De Raad oordeelde dat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd van zijn verblijf op de opgegeven adressen. De verklaringen van de hoofdbewoners gaven geen steun aan de stelling dat de appellant daar feitelijk verbleef. De Raad bevestigde dat het college terecht de aanvraag had afgewezen, omdat de verblijfsituatie van de appellant onduidelijk was gebleven, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.