Uitspraak
16.614 AWBZ
6 september 2017. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door [A]. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Baytemir.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de intrekking van persoonsgebonden budgetten (pgb's) die aan appellant waren verleend voor de jaren 2013 en 2014. Appellant, vertegenwoordigd door zijn moeder en bewindvoerder, had niet voldaan aan de verplichting om de besteding van het pgb over de betreffende periode te verantwoorden. Het Zorgkantoor had appellant herhaaldelijk verzocht om verantwoording af te leggen, maar had geen stukken ontvangen. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad onderschrijft deze beslissing. De Raad oordeelt dat het Zorgkantoor in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de pgb's in te trekken, aangezien appellant niet aan zijn verantwoordingsverplichting had voldaan. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak en wijst erop dat de persoonlijke omstandigheden van appellant en zijn bewindvoerder hen niet ontslaan van deze verplichting. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.