Uitspraak
2 oktober 2015, 14/8433 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het college om hem toe te laten tot de opvang in de Vluchthaven. Het college had deze aanvraag afgewezen en een dwangsom opgelegd wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waardoor betrokkene recht kreeg op maatschappelijke opvang. Zowel betrokkene als het college hebben hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken en geconcludeerd dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank het beroep terecht niet gericht heeft geacht tegen de beslissing over de dwangsommen.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van het college gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de rol van de VBL in de context van opvang voor vreemdelingen en de toepassing van de Wmo.