ECLI:NL:CRVB:2017:3593
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk ontslag wegens plichtsverzuim en belangenverstrengeling van ambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellante, werkzaam bij de gemeente Den Haag, was betrokken bij een integriteitsonderzoek na haar aanhouding op verdenking van witwassen. Het college van burgemeester en wethouders had haar wegens plichtsverzuim onvoorwaardelijk ontslag opgelegd, omdat zij een bijstandsklant financieel had begunstigd en geen professionele afstand had gehouden in haar zakelijke relatie met deze klant. De Raad oordeelde dat de opgelegde disciplinaire maatregel niet onevenredig was aan de aard en ernst van het plichtsverzuim. De Raad bevestigde dat aan de integriteit van ambtenaren hoge eisen worden gesteld en dat appellante in dit geval ernstig tekortgeschoten was in haar integer functioneren. De Raad concludeerde dat het college bevoegd was om de disciplinaire maatregel op te leggen en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand bleef.