ECLI:NL:CRVB:2017:3564
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens niet wonen op uitkeringsadres
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 16 maart 2016 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond verklaarde. Appellant ontvangt sinds 24 maart 1999 bijstand op grond van de Participatiewet. Hij staat ingeschreven op het uitkeringsadres, maar er zijn twijfels over zijn daadwerkelijke woonplaats. Naar aanleiding van een melding van een woningbouwvereniging heeft de Dienst Werk en Inkomen (DWI) een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan appellant. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant in de periode van 8 mei 2012 tot en met 30 november 2013 niet op het uitkeringsadres woonde, wat resulteerde in een herziening van de bijstand en een terugvordering van € 23.503,86. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college onzorgvuldig heeft gehandeld en dat hij niet op het uitkeringsadres woonde vanwege psychiatrische problematiek. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de onderzoeksbevindingen voldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie van het college. De verklaringen van buurtbewoners en andere betrokkenen ondersteunen de stelling dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.