ECLI:NL:CRVB:2017:356
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo en de rol van de Vrijheidsbeperkende Locatie als voorliggende voorziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had bezwaar gemaakt tegen de voorwaarden waaronder opvang werd geboden in twee opvanglocaties in Amsterdam. Het college had deze bezwaren aangemerkt als een aanvraag om opvang en deze aanvraag afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van betrokkene gegrond en oordeelde dat hij recht had op maatschappelijke opvang. Zowel betrokkene als het college gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere uitspraken en heeft vastgesteld dat de opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang wegneemt. De Raad oordeelde dat het college terecht had gesteld dat betrokkene geen recht had op Wmo-opvang, omdat hij gebruik kon maken van de opvang in de VBL. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.