ECLI:NL:CRVB:2017:3547

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 oktober 2017
Publicatiedatum
17 oktober 2017
Zaaknummer
16/5091 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toekenning van LFNP-functies en OVW-periodieken

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op hoger beroep van appellanten tegen de beslissing van de korpschef van politie met betrekking tot de toekenning van LFNP-functies en de bijbehorende OVW-periodieken. De uitspraak betreft de hoger beroepen van meerdere appellanten, die bezwaar hebben gemaakt tegen de besluiten van de korpschef van 16 december 2013, waarin hen LFNP-functies zijn toegewezen. De Raad heeft vastgesteld dat de waardering van de LFNP-functies geen rol speelt in de toekenning van de OVW-periodieken, en dat de hoger beroepen derhalve niet kunnen slagen. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die de beroepen ongegrond heeft verklaard, moet worden bevestigd. De Raad benadrukt dat de appellanten nog in afwachting zijn van een beslissing op hun bezwaren tegen de toekenning van OVW-periodieken, en dat deze kwestie niet aan de orde is in het huidige hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 5 oktober 2017.

Uitspraak

16/5091 AW, 16/5092 AW, 16/5094 AW, 16/5095 AW, 16/5096 AW
Datum uitspraak: 5 oktober 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
30 juni 2016, 14/3381, 14/3590, 14/3385, 14/3429, 14/3383 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant 1] te [woonplaats 1] en vier anderen zoals vermeld op de bij deze uitspraak behorende lijst (appellanten)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. D.C. Coppens, advocaat, hoger beroepen ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2017. Mr. Coppens is verschenen. Appellant [appellant 3] is verschenen. De overige appellanten zijn niet verschenen. Appellant [appellant 1] heeft zich mede laten vertegenwoordigen door [naam] . De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Bot, L.M. van den Hil en
mr. N.E. Bensoussan.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende deze hoger beroepen verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
De uitgangspositie van appellant [appellant 1] voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is vastgesteld op de functie Informatieambtenaar, salarisschaal 7.
1.3.
De uitgangspositie van appellante [appellant 2] voor de omzetting naar het LFNP is vastgesteld op de functie Medewerker Informatiecoördinatie A, salarisschaal 6.
1.4.
De uitgangspositie van appellante [appellante] voor de omzetting naar het LFNP is met ingang van 31 december 2009 vastgesteld op de functie Medewerker Informatieknooppunt RIK B en vanaf 1 januari 2011 op de functie Medewerker Informatiecoördinatie B, salarisschaal 7.
1.5.
De uitgangspositie van appellant [appellant 3] voor de omzetting naar het LFNP is met ingang van 31 december 2009 vastgesteld op de functie Medewerker Communicatie en vanaf
10 mei 2011 vastgesteld op de functie Vaktechnisch Specialist, salarisschaal 9.
1.6.
De uitgangspositie van appellante [appellant 4] voor de omzetting naar het LFNP is vastgesteld op de functie Voorlichter-1, salarisschaal 9.
1.7.
Bij afzonderlijke besluiten van 16 december 2013 (primaire besluiten) heeft de korpschef ten aanzien van appellanten besloten tot toekenning van en overgang naar een LFNP-functie. Appellant [appellant 1] en appellante [appellante] zijn overgegaan naar de LFNP-functie Generalist Intelligence (schaal 7). Appellante [appellant 2] is overgegaan naar de LFNP-functie Medewerker Intelligence (schaal 6). Appellant [appellant 3] is overgegaan naar de
LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist A (schaal 9) en appellante [appellant 4] is overgegaan naar de functie Gespecialiseerd Medewerker C (schaal 9). De daartegen door appellanten gemaakte bezwaren zijn door de korpschef bij afzonderlijke besluiten van verschillende data (bestreden besluiten) ongegrond verklaard.
2.1.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank kunnen appellanten in het kader van bezwaar en beroep tegen een besluit tot toekenning van en overgang naar een LFNP-functie ook de waardering van de betreffende functie aan de orde stellen. Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat artikel 9a, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) met de bijbehorende bijlage III, waaruit voortvloeit dat aan de functies van appellanten niet 24 of meer OVW-punten zijn toegekend, is aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift (avv). Wat appellanten hebben aangevoerd levert volgens de rechtbank geen grond op voor het oordeel dat aan de inhoud of wijze van totstandkoming van dit avv zodanige ernstige feilen kleven, dat dit voorschrift niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten. De bestreden besluiten houden daarom volgens de rechtbank stand.
2.2.
Appellanten menen dat zij ten onrechte geen aanspraak maken op OVW-periodieken, nu aan hun LFNP-functies minder dan 24 OVW-punten zijn verbonden.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 3 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:752) heeft de toekenning van OVW-periodieken betrekking op de waardering van de LFNP-functie. Deze waarderingskwestie speelt geen rol in het kader van de toekenning van en overgang naar een functie uit het LFNP. In wat appellanten hebben aangevoerd ziet de Raad geen aanleiding voor een ander oordeel. De in geding zijnde besluiten van 16 december 2013 betreffen enkel de matching naar een LFNP-functie, en houden geen beslissing in over de toekenning van OVW-periodieken. Zo’n beslissing is wel aan de orde in een door appellanten ontvangen brief van 16 december 2014, waarin uitdrukkelijk de mogelijkheid van bezwaar is opengesteld. Appellanten hebben van die mogelijkheid gebruik gemaakt en zijn nog in afwachting van een beslissing op deze bezwaren. Hun standpunten over de OVW-periodieken kunnen in de bedoelde procedures aan de orde komen. Gelet op wat ter zitting van de Raad namens de korpschef is aangevoerd, wordt daarbij opgemerkt dat het gegeven dat de materie van de OVW-periodieken is geregeld in algemeen verbindende voorschriften, niet maakt dat voor appellanten, die niet zozeer de toepassing van die voorschriften in hun individuele situaties betwisten maar veeleer menen dat deze voorschriften niet aan de ten aanzien van hen genomen besluiten ten grondslag hadden mogen worden gelegd, de genoemde bezwaarmogelijkheid niet zou openstaan.
3.2.
Het overwogene onder 3.1 betekent dat de hier aan de orde zijnde hoger beroepen, die immers betrekking hebben op de ten aanzien van appellanten genomen matchingbesluiten en niet op de kwestie van de OVW-periodieken, niet kunnen slagen. Dat wordt niet anders door de door de rechtbanken genoemde uitspraken van de Raad, waarin is geoordeeld dat in het kader van een bezwaar en beroep tegen een beslissing tot toewijzing van een functieprofiel, de houdbaarheid van de uitkomst van de waardering van het toegewezen functieprofiel aan de orde kan worden gesteld (bijvoorbeeld de uitspraak van 9 juli 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3439). De hier aan de orde zijnde regelgeving is niet vergelijkbaar met die waarop de door de rechtbank genoemde uitspraken betrekking hebben.
3.3.
Uit 3.1 en 3.2 volgt dat de hoger beroepen niet slagen en dat de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden, moet worden bevestigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2017.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) J. Smolders
ew
Lijst van appellanten
Procedurenummers Appellant Woonplaats
1. [appellant 2] [woonplaats 2]
2. 16/5094 AW [appellante] [woonplaats 3]
3. 16/5095 AW [appellant 3] [woonplaats 1]
4. 16/5096 AW [appellant 4] [woonplaats 4]