ECLI:NL:CRVB:2017:3466

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
17/1880 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 20 januari 2017 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Medemblik ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 10 december 2015 bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten die zijn opgekomen tussen 2004 en 2012, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen omdat deze niet binnen de vereiste termijn van twaalf maanden na het ontstaan van de kosten was ingediend. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd, en appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college ten onrechte de aanvraag heeft afgewezen.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat volgens vaste rechtspraak geen bijzondere bijstand wordt verleend voor kosten die zijn opgekomen voor de datum van de aanvraag. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangetoond die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. De Raad heeft ook gekeken naar de beleidsregels van de gemeente Medemblik, die stellen dat aanvragen voor bijzondere bijstand tot uiterlijk een jaar na het ontstaan van de kosten kunnen worden ingediend. De Raad concludeert dat het college deze regels consistent heeft toegepast en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het college dit beleid niet op een consistente manier heeft toegepast.

Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om schadevergoeding is eveneens afgewezen, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J.L. Boxum, in tegenwoordigheid van griffier J. Tuit, en is openbaar uitgesproken op 10 oktober 2017.

Uitspraak

17.1880 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
20 januari 2017, 16/3123 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Medemblik (college)
Datum uitspraak: 10 oktober 2017
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en tevens verzocht het college te veroordelen tot vergoeding van schade.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2017. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M.M. Vriend.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 10 december 2015 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van griffierecht en rente, onder overlegging van 28 nota’s over de periode van 2004 tot en met 2012.
1.2.
Bij besluit van 18 februari 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 30 mei 2016 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de aanvraag niet is ingediend binnen twaalf maanden na de datum waarop de kosten daadwerkelijk zijn opgekomen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van 30 mei 2016 ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant, samengevat, aangevoerd dat het college ten onrechte de aanvraag heeft afgewezen op de grond dat deze te laat is ingediend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Naar vaste rechtspraak (uitspraak van 15 mei 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA6875) inzake de toepassing van de artikelen 43 en 44 van de Wet werk en bijstand wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend voor kosten die zijn opgekomen voor de datum waarop de aanvraag om bijstand is ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
4.2.
De kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd zijn tussen 2004 en 2012 en derhalve voor de aanvraag van 10 december 2015 opgekomen. Nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden bestaat daarom geen grond voor verlening van bijzondere bijstand voor die kosten.
4.3.
Ingevolge artikel 3 van de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Medemblik kunnen aanvragen voor bijzondere bijstand worden ingediend tot uiterlijk een jaar na het moment waarop de kosten zijn gemaakt.
4.4.
De in 4.3 genoemde beleidsregel dient te worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid, voor zover het college op grond hiervan bijzondere bijstand met terugwerkende kracht kan verlenen tot twaalf maanden, ook zonder dat zich bijzondere omstandigheden voordoen. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 7 juli 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1918) dient een buitenwettelijk begunstigend beleid door de bestuursrechter terughoudend te worden getoetst. Dit houdt, anders dan appellant meent, in dat de aanwezigheid en de toepassing van dit beleid als gegeven wordt beschouwd met dien verstande dat wordt getoetst of een zodanig beleid op consistente wijze is toegepast.
4.5.
Nu appellant zijn aanvraag heeft gedaan op 10 december 2015 en de kosten zijn opgekomen in de periode van 2004 tot en met 2012 heeft appellant niet binnen een jaar nadat de kosten zijn opgekomen bijzondere bijstand aangevraagd, zodat het college conform dit beleid heeft beslist. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat het college dit beleid niet consistent toepast.
4.6.
Het hoger beroep van appellant slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Gelet hierop dient het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade te worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J.L. Boxum, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2017.
(getekend) J.L. Boxum
(getekend) J. Tuit

HD