ECLI:NL:CRVB:2017:3466
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 20 januari 2017 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Medemblik ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 10 december 2015 bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten die zijn opgekomen tussen 2004 en 2012, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen omdat deze niet binnen de vereiste termijn van twaalf maanden na het ontstaan van de kosten was ingediend. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd, en appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college ten onrechte de aanvraag heeft afgewezen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat volgens vaste rechtspraak geen bijzondere bijstand wordt verleend voor kosten die zijn opgekomen voor de datum van de aanvraag. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangetoond die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. De Raad heeft ook gekeken naar de beleidsregels van de gemeente Medemblik, die stellen dat aanvragen voor bijzondere bijstand tot uiterlijk een jaar na het ontstaan van de kosten kunnen worden ingediend. De Raad concludeert dat het college deze regels consistent heeft toegepast en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het college dit beleid niet op een consistente manier heeft toegepast.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om schadevergoeding is eveneens afgewezen, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J.L. Boxum, in tegenwoordigheid van griffier J. Tuit, en is openbaar uitgesproken op 10 oktober 2017.