Uitspraak
mr. Benamar verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.J.G. Lindeman.
OVERWEGINGEN
ZW-uitkering is beëindigd, omdat appellante in totaal 104 weken ziek is geweest.
WW-uitkering en toeslag zijn ingetrokken met ingang van 1 augustus 2013. Tevens heeft het Uwv over de periode van 1 augustus 2013 tot en met 4 januari 2015 een bedrag van in totaal € 23.186,41 aan volgens het Uwv onverschuldigd betaalde WW-uitkering en toeslag van appellante teruggevorderd.
4 januari 2015 ten onrechte een WW-uitkering heeft ontvangen. Appellante verschilt met het Uwv van mening over de vraag of het Uwv de WW-uitkering met terugwerkende kracht mocht intrekken.
WW-uitkering en toeslag, onderscheidenlijk WIA- en WW-uitkering en toeslag ontving samen een bedrag aan bruto-inkomsten opleverden die hoger waren dan hetgeen zij aan inkomsten genoot in de periode waarin zij nog werkzaam was. Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 11 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:95, volgt uit dat gegeven dat het een betrokkene redelijkerwijs duidelijk had kunnen zijn dat ten onrechte uitkering werd betaald. Er is geen aanleiding daarover ten aanzien van appellante anders te oordelen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de omstandigheid dat appellante voor haar scheiding de financiële administratie overliet aan haar toenmalige partner en dus geen inzicht had in haar financiële situatie een omstandigheid is die voor rekening en risico van appellante dient te komen.
.In zoverre slaagt het hoger beroep. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak voor zover deze ziet op de veroordeling in de proceskosten voor vernietiging in aanmerking komt. Het Uwv zal worden veroordeeld in de reiskosten van appellante in beroep tot een bedrag van € 20,42. Dit betekent dat het Uwv wordt veroordeeld tot vergoeding van een bedrag van in totaal € 1.012,42 voor gemaakte proceskosten in beroep.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij de door appellante gemaakte proceskosten zijn vastgesteld op € 1.010.40;
- stelt de proceskosten van appellante in beroep vast op een bedrag van in totaal € 1.012,42;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 990,-;
- bepaalt dat de griffier aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 124,- vergoedt.