Uitspraak
OVERWEGINGEN
2 december 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 4 november 2014 ten grondslag en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van
1 december 2014.
11 februari 2015 te kennen heeft gegeven dat geen reden bestond voor behandeling binnen de GGZ en dat appellante uitgeschreven zou worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hieruit kunnen opmaken dat dit niet wijst op het bestaan van een floride psychiatrisch toestandsbeeld. In de brief van 28 juli 2015 is vermeld dat de besluitvorming en druk vanuit het Uwv de klachten van appellante beïnvloeden. Om die reden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat, voor zover er nu wel gesproken moet worden van een psychiatrisch toestandsbeeld (wat overigens geen intensieve psychotherapie noodzakelijk maakt), dit kennelijk is ontstaan na de voor appellante onbevredigde besluitvorming. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de informatie van 28 juli 2015 gezien het voorgaande terecht geen reden gezien om de beoordeelde gezondheidstoestand en belastbaarheid op de datum in geding als onjuist aan te merken. Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd is onvoldoende om het inzichtelijk gemotiveerde standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor onjuist te houden.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.