Uitspraak
28 januari 2016, 15/2211 (aangevallen uitspraak)
CAK
OVERWEGINGEN
b. voor wie ingevolge artikel 9b, eerste of vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is vastgesteld dat zij aanspraak hebben op zorg (…)”
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante op 1 december 2014 een aanvraag ingediend voor een algemene tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) over het jaar 2013. De aanvraag werd op 23 december 2014 door het CAK afgewezen, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor een tegemoetkoming. Het CAK stelde vast dat de door appellante in 2013 afgenomen medicijnen niet op de door de minister vastgestelde lijst stonden en dat de ziekenhuisbehandelingen in 2012 niet tot een tegemoetkoming leidden. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het CAK verklaarde het bezwaar op 11 maart 2015 ongegrond.
De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het CAK ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het CAK voldoende had gemotiveerd dat appellante, gezien haar zorggebruik, niet voldeed aan de voorwaarden voor een algemene tegemoetkoming. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij zij aanvoerde dat zij wel aan de voorwaarden voldeed en dat het onredelijk was dat zij geen tegemoetkoming ontving.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat zij voldeed aan de regelgeving voor een tegemoetkoming. De Raad benadrukte dat de regels strikt zijn en dat de omstandigheden van appellante niet voldoende waren om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder proceskostenveroordeling.