Uitspraak
10 mei 2016, 15/5231 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit van het dagelijks bestuur van Werkplein Drentsche Aa ongegrond heeft verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen drie besluiten van 12 oktober 2015, waarbij haar aanvragen om bijzondere bijstand voor reiskosten en een fiets werden afgewezen, terwijl de aanvraag voor griffiekosten werd ingewilligd. Het dagelijks bestuur verklaarde de bezwaren niet-ontvankelijk omdat appellante de bezwaartermijn had overschreden en deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.
Appellante stelde in hoger beroep dat zij door ziekte, het overlijden van haar vader, de zorg voor haar moeder en de hoeveelheid aanvragen waarvoor zij in procedure was, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, hoewel appellante niet tijdig bezwaar had gemaakt, zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij onder de door haar gestelde omstandigheden niet in staat was om bezwaar te maken. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met W.F. Claessens als voorzitter en G.M.G. Hink en J.H.M. van de Ven als leden. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2017.