ECLI:NL:CRVB:2017:3378

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
3 oktober 2017
Zaaknummer
16/4131 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van termijnoverschrijding bij bezwaar tegen besluiten over bijzondere bijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit van het dagelijks bestuur van Werkplein Drentsche Aa ongegrond heeft verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen drie besluiten van 12 oktober 2015, waarbij haar aanvragen om bijzondere bijstand voor reiskosten en een fiets werden afgewezen, terwijl de aanvraag voor griffiekosten werd ingewilligd. Het dagelijks bestuur verklaarde de bezwaren niet-ontvankelijk omdat appellante de bezwaartermijn had overschreden en deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.

Appellante stelde in hoger beroep dat zij door ziekte, het overlijden van haar vader, de zorg voor haar moeder en de hoeveelheid aanvragen waarvoor zij in procedure was, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, hoewel appellante niet tijdig bezwaar had gemaakt, zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij onder de door haar gestelde omstandigheden niet in staat was om bezwaar te maken. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met W.F. Claessens als voorzitter en G.M.G. Hink en J.H.M. van de Ven als leden. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2017.

Uitspraak

16/4131 PW
Datum uitspraak: 3 oktober 2017
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
10 mei 2016, 15/5231 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het dagelijks bestuur van Werkplein Drentsche Aa (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. K.A. Faber, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gelijktijdig met zaak 16/4132 PW plaatsgevonden op 25 juli 2017. Namens appellante is verschenen mr. Faber. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door J.W. Heidergott. In zaak 16/4132 PW is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij drie afzonderlijke besluiten van 12 oktober 2015 heeft het dagelijks bestuur de aanvraag van appellante om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor reiskosten afgewezen, de aanvraag om bijzondere bijstand voor griffiekosten ingewilligd en de aanvraag om bijzondere bijstand voor een fiets afgewezen. Appellante heeft tegen deze besluiten bij brief van 26 november 2015 bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij besluit van 3 december 2015 (bestreden besluit) heeft het dagelijks bestuur de bezwaren tegen de besluiten van 12 oktober 2015 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat appellante de bezwaartermijn heeft overschreden en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante heeft, evenals in beroep, aangevoerd dat zij door ziekte en het overlijden van haar vader, alsook de zorg voor haar moeder en de hoeveelheid aanvragen waarvoor zij in procedure is, niet in staat is geweest tijdig bezwaar te maken en dat de termijnoverschrijding daarom verschoonbaar is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn is ingediend.
4.2.
Op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkheid op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.3.
In wat appellante heeft aangevoerd is geen grond gelegen voor het oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim is geweest als bedoeld in
artikel 6:11 van de Awb. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij onder de door haar gestelde omstandigheden gedurende de bezwaartermijn van zes weken niet in staat was om, al dan niet met hulp van derden en op nader aan te voeren gronden, bezwaar te maken tegen de besluiten van 12 oktober 2015.
4.4.
Uit 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens als voorzitter en G.M.G. Hink en
J.H.M. van de Ven als leden, in tegenwoordigheid van S.A. de Graaff als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2017.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) S.A. de Graaff

HD