ECLI:NL:CRVB:2017:3296
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- M. Hillen
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm in het bestuursrecht en de rol van belanghebbenden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de toepassing van de kostendelersnorm op de bijstandsuitkering van appellante, die sinds 23 september 2008 bijstand ontving. Appellante ontving laatstelijk bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en haar zoon ontving tot 31 augustus 2015 studiefinanciering, waarna hij bijstand ging ontvangen als kostendeler in een tweepersoonshuishouden. Het college van burgemeester en wethouders van Almere had de bijstand van appellante verlaagd op basis van de kostendelersnorm, wat leidde tot een hoger beroep door appellante, die stelde dat haar zoon als belanghebbende moest worden aangemerkt.
De Raad overwoog dat de zoon van appellante geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat zijn belang afgeleid is van dat van zijn moeder. De Raad bevestigde dat de financiële situatie van appellante op zichzelf geen reden is voor het college om van de kostendelersnorm af te wijken. Artikel 22a van de PW is dwingendrechtelijk en biedt geen ruimte voor afwijkingen, behoudens specifieke uitzonderingen die in de wet zijn opgenomen. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een van toepassing zijnde uitzonderingssituatie en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde, waardoor de eerdere uitspraak werd bevestigd.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de kostendelersnorm en de voorwaarden waaronder deze kan worden toegepast, evenals de definitie van belanghebbenden in bestuursrechtelijke procedures. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.