ECLI:NL:CRVB:2017:3288
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- A.B.J. van der Ham
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening en terugvordering voorschot wegens onvoldoende duidelijkheid over financiële situatie
In deze zaak heeft appellant op 1 december 2014 bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand, thans de Participatiewet (PW). Na een aanvankelijke afwijzing heeft het college van burgemeester en wethouders van Delft de aanvraag alsnog in behandeling genomen en een voorschot van € 750,- verleend. Echter, bij besluiten van 17 juli 2015 en 22 oktober 2015 heeft het college de aanvraag afgewezen en het voorschot teruggevorderd, omdat appellant onvoldoende duidelijkheid had verschaft over zijn financiële situatie. De rechtbank Den Haag heeft het beroep tegen deze besluiten ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Appellant heeft verklaard dat hij geld van zijn moeder en vrienden heeft geleend, maar de onderbouwing van deze stellingen was onvoldoende. De verklaringen die hij heeft overgelegd waren achteraf opgesteld en kwamen niet overeen met de bedragen die op zijn rekening waren gestort. Ook de verklaring over betalingen van zijn voormalige zakelijke rekening was niet overtuigend, omdat de bedragen niet overeenkwamen met de betalingen die hij had ontvangen van zijn klanten.
De Raad concludeert dat appellant niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan om voldoende duidelijkheid te verschaffen over zijn financiële situatie, wat noodzakelijk is voor het vaststellen van recht op bijstand. Daarom heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.