ECLI:NL:CRVB:2017:3269

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
25 september 2017
Zaaknummer
16/3082 BABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart op basis van medisch advies

In deze zaak gaat het om de afwijzing van de aanvraag van appellant voor een gehandicaptenparkeerkaart type bestuurder door het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort. De afwijzing is gebaseerd op een medisch advies van arts H. Schenk, waarin wordt gesteld dat appellant in staat is om zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter te voet af te leggen met gebruik van loophulpmiddelen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland heeft in een eerdere uitspraak op 17 maart 2016 het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank oordeelde dat het medisch advies zorgvuldig tot stand was gekomen en voldoende inzichtelijk was. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake was van schending van de vergewisplicht en dat het medisch rapport niet inzichtelijk en zorgvuldig was. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep echter verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen medisch objectiveerbare gegevens heeft overgelegd die de juistheid van het medisch advies in twijfel trekken. De Raad concludeert dat het college op basis van het medisch advies terecht heeft geoordeeld dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart, zoals neergelegd in de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.

Uitspraak

16/3082 BABW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
17 maart 2016, 15/3686 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort (college)
Datum uitspraak: 20 september 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. Visscher, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Mr. J.J.D. van Doleweerd, advocaat, heeft zich als opvolgend gemachtigde gesteld.
Het college heeft een nader stuk ingestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Doleweerd. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. W.B. de Kleuver.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 30 september 2014 heeft het college de aanvraag van appellant voor een gehandicaptenparkeerkaart type bestuurder afgewezen. Hieraan heeft het college het medisch advies van de arts H. Schenk van 29 september 2014 ten grondslag gelegd. Volgens Schenk is er geen indicatie voor (het verlengen van) een gehandicaptenparkeerkaart type bestuurder, omdat appellant met de gebruikelijke loophulpmiddelen in redelijkheid in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen.
1.2.
Naar aanleiding van het tegen het besluit van 30 september 2014 gemaakte bezwaar en het verhandelde op de hoorzitting heeft Schenk per mail van 26 maart 2015 een nadere onderbouwing gegeven. Appellant heeft hierop gereageerd.
1.3.
Bij besluit van 8 juni 2015 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Het medisch advies is zorgvuldig tot stand gekomen en voldoende inzichtelijk. Appellant heeft geen stukken overgelegd die aanleiding geven voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het medisch advies. Van schending van de vergewisplicht door het college is geen sprake. Anders dan appellant betoogt, had het college niet de stukken betreffende de vorige keuring aan de keuringsarts moeten voorleggen. De omstandigheid dat aan appellant eerder een gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt en de medische situatie volgens appellant sindsdien niet is verbeterd, maakt niet dat de gehandicaptenparkeerkaart zonder meer moet worden verlengd. Het is aan de keuringsarts om naar de huidige situatie te beoordelen of appellant in redelijkheid in staat is een afstand van meer dan 100 meter aaneengesloten te voet af te leggen. De keuringsarts heeft aangegeven dat de diagnose fibromyalgie niet eerder door appellant is gemeld en dat dit ook niet in de stukken terugkomt. Gelet op hetgeen in het medisch advies van 29 september 2014 en in de nadere reactie van 26 maart 2015 is vermeld, is voldoende duidelijk dat en op welke wijze de looptest heeft plaatsgevonden. Dat appellant slechts ongeveer 20 meter heeft afgelegd doet geen afbreuk aan het onderzoek, aangezien de keuringsarts in het licht van al hetgeen hij heeft meegenomen in zijn beoordeling, tot zijn conclusie is gekomen. Het college heeft op basis van het medisch advies kunnen concluderen dat appellant in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter af te leggen en hij niet voldoet aan de voorwaarde voor verlening van een gehandicaptenparkeerkaart zoals neergelegd in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.
3. Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Volgens appellant heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat van schending van de vergewisplicht geen sprake is. Het medisch rapport is niet inzichtelijk en niet zorgvuldig tot stand gekomen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad voegt hieraan toe dat zij kennis heeft genomen van de in hoger beroep overgelegde brief van de revalidatiearts W. Hokken van
3 februari 2014 die Schenk bij zijn advisering heeft betrokken. Schenk heeft de informatie uit deze brief juist weergegeven. Niet valt in te zien dat Schenk niet mede op basis van deze informatie tot zijn conclusie heeft kunnen komen. Appellant heeft niet met medisch objectiveerbare gegevens onderbouwd dat de informatie van Schenk en Hokken onjuist is.
4.2.
Uit wat is overwogen in 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en D.S. de Vries en L.M. Tobé als leden, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2017.
(getekend) H.J. de Mooij
De griffier is verhinderd te ondertekenen

AB