In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 6 september 2017, in de zaak met nummer 16/5591 WW-T, wordt de herleving van het recht op WW-uitkering van appellant besproken. Appellant had eerder een aanvraag ingediend voor herleving van zijn WW-uitkering, maar het Uwv had deze aanvraag afgewezen op basis van ontoereikend onderzoek en gebrekkige motivering. De Raad oordeelt dat het Uwv niet heeft aangetoond dat de gegevens in Suwinet onjuist zijn en dat de bestreden besluiten over de herziening, intrekking en terugvordering van de WW-uitkering in strijd zijn met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad draagt het Uwv op om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen en opnieuw te beoordelen of appellant recht heeft op herleving van zijn WW-uitkering per 27 juni 2014. De uitspraak volgt op een hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die zijn beroep ongegrond had verklaard. De Raad benadrukt dat het Uwv moet aantonen dat de gegevens in Suwinet correct zijn en dat appellant recht heeft op de WW-uitkering, rekening houdend met zijn status als bestuurder en aandeelhouder van een uitzendbureau. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.