In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WAO-uitkering niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 september 2017 uitspraak gedaan. De achtergrond van de zaak betreft een aanvraag van appellant voor een WAO-uitkering, die door het Uwv niet in behandeling is genomen omdat appellant niet de gevraagde gegevens heeft verstrekt. Dit besluit is eerder in rechte onaantastbaar geworden. Appellant heeft in 2016 opnieuw een aanvraag ingediend, maar het Uwv heeft deze afgewezen en appellant in de gelegenheid gesteld om de gronden van zijn bezwaar in te dienen. Appellant heeft deze gronden echter te laat ingediend, wat heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv aannemelijk heeft gemaakt dat de brief met de uitnodiging tot indiening van de gronden op het juiste adres is verzonden. Appellant heeft geen feiten aangedragen die de tijdige ontvangst van deze brief in twijfel trekken. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.