ECLI:NL:CRVB:2017:389
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift te laat ingediend na intrekking bijstandsuitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 16 februari 2016 het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar zijn bijstand werd per 22 juli 2015 ingetrokken. Appellant maakte bezwaar tegen deze intrekking, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift.
De rechtbank oordeelde dat het college voldoende aannemelijk had gemaakt dat het primaire besluit naar het juiste adres van appellant was verzonden. Appellant stelde dat het besluit bij zijn buurman was bezorgd en dat hij het pas op 15 september 2015 had ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat deze stelling niet voldoende was om te twijfelen aan de verzending van het besluit. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het bezwaarschrift te laat was ingediend, waardoor het hoger beroep van appellant niet slaagde.
De Raad benadrukte dat het bestuursorgaan in eerste instantie moet aantonen dat het besluit is verzonden naar het juiste adres. Indien dit is aangetoond, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde om het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen. In dit geval was appellant er niet in geslaagd om zijn stelling van niet-ontvangst met bewijs te onderbouwen, waardoor de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.