ECLI:NL:CRVB:2017:3123
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen inkomsten uit schoonmaakwerkzaamheden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering van appellante aan de orde is. Appellante ontvangt sinds 6 januari 2011 bijstand op basis van de Participatiewet. Naar aanleiding van meldingen dat zij schoonmaakwerkzaamheden verrichtte zonder dit te melden, heeft de gemeente Groningen een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante in de periode van 6 januari 2011 tot en met 30 november 2014 inkomsten had uit deze werkzaamheden, maar deze niet had doorgegeven aan het college. Hierdoor heeft het college besloten de bijstand te herzien en een bedrag van € 11.246,84 bruto terug te vorderen.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met periodes waarin zij niet kon werken, zoals door ziekte en vakantie. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van haar werkzaamheden en de daaruit ontvangen inkomsten. De Raad stelt vast dat het college schattenderwijs de inkomsten heeft vastgesteld op basis van de door appellante en haar werkgever verstrekte informatie. De Raad concludeert dat het college niet tekort is gedaan met deze schatting en dat het eventuele nadeel voor appellante voortvloeiend uit de resterende onzekerheden voor haar rekening komt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij het hoger beroep van appellante niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.