ECLI:NL:CRVB:2017:3100

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2017
Publicatiedatum
11 september 2017
Zaaknummer
15/5202 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een onherroepelijke uitspraak inzake buitenlandbijdragen en registratie bij CAK

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2017 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 4 maart 2015. De appellant verzocht om herziening op basis van nieuwe feiten, namelijk dat zijn echtgenote niet geregistreerd stond bij het CAK voor 1 oktober 2011. De Raad oordeelde echter dat de aangevoerde feiten geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren in de zin van artikel 8:119, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad stelde vast dat het niet geregistreerd staan van de echtgenote bij het CAK redelijkerwijs bekend had kunnen zijn voor de appellant vóór de eerdere uitspraak. De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak.

De uitspraak van 4 maart 2015, waarin het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam werd verworpen, bleef dus in stand. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor het verzoek om herziening en ook geen aanleiding om schadevergoeding toe te kennen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door J. Brand, met R.H. Budde als griffier.

Uitspraak

15/5202 ZVW en 15/5204 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 4 maart 2015, 13/1154 ZVW en 13/1155 ZVW en het verzoek om schadevergoeding
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

CAK

Datum uitspraak: 9 augustus 2017
PROCESVERLOOP
Vanaf 1 januari 2017 oefent CAK in zaken als deze, gelet op de Wet van 8 april 2016 tot wijziging van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en andere wetten in verband met de overgang van een aantal taken van Zorginstituut Nederland naar CAK (Stb. 2016, 173), de bevoegdheden uit die voorheen door het Zorginstituut Nederland werden uitgeoefend. In deze uitspraak wordt onder CAK mede verstaan Zorginstituut Nederland.
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 4 maart 2015.
CAK heeft een reactie op dit verzoek om herziening ingezonden.
Zowel verzoeker als CAK hebben nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2017. Verzoeker is verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Mulder.

OVERWEGINGEN

1.1.
Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.2.
Voor 1 januari 2013 was deze bepaling opgenomen in artikel 8:88 van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet.
2. Bij zijn uitspraak van 4 maart 2015 heeft de Raad geoordeeld dat het tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 januari 2013 (11/3836 en 12/4471) ingestelde hoger beroep geen doel treft en heeft de Raad die uitspraak bevestigd. De Raad heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het beroep van verzoeker op het vertrouwensbeginsel, niet slaagt.
3. Verzoeker heeft aan zijn verzoek om herziening onder meer ten grondslag gelegd dat uit de correspondentie tussen hem en Zilveren Kruis gevoerd in de periode van 20 april 2015 tot en met 5 juni 2015 blijkt dat zijn echtgenote niet voor 1 oktober 2011 stond geregistreerd bij CAK, hetgeen zou betekenen dat de door CAK opgeëiste buitenlandbijdrage van € 2.342,74 ongedaan dient te worden, dat de betalingsregeling van € 97,- per maand dient te worden gestopt en dat de reeds betaalde bedragen aan buitenlandbijdragen door CAK gerestitueerd dienen te worden. Verzoeker heeft tevens verzocht om vergoeding van (belasting)schade.
4.1.
Wat verzoeker heeft aangevoerd zijn geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 8:119, eerste lid, onder b, van de Awb. Dat zijn echtgenote niet voor
1 oktober 2011 stond geregistreerd bij CAK had redelijkerwijs voor de uitspraak van 4 maart 2015 bij verzoeker bekend kunnen zijn omdat hij ter zake navraag had kunnen doen.
4.2.
Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie onder meer de uitspraak van de Raad van
5 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:319) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. De discussie over de vastgestelde buitenlandbijdragen over 2007 tot en met 2010 is met de uitspraak van 4 maart 2015 van de Raad afgesloten.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen. Evenmin is er een grond om een vergoeding van schade toe te kennen, zodat het verzoek daartoe zal worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • wijst het verzoek om herziening af;
  • wijst het verzoek tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2017.
(getekend) J. Brand
(getekend) R.H. Budde

IJ