ECLI:NL:CRVB:2017:3079

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 september 2017
Publicatiedatum
8 september 2017
Zaaknummer
12/2981 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard na tegemoetkoming in bezwaar door Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft een geschil over de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) en de besluitvorming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad had eerder op 3 maart 2017 een tussenuitspraak gedaan, waarna het Uwv op 19 april 2017 een nieuw besluit heeft genomen dat geheel tegemoetkwam aan het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 8 juli 2011.

Appellante heeft aangegeven geen op- of aanmerkingen te hebben over het nieuwe besluit van het Uwv en heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten. De Raad overweegt dat, aangezien het nieuwe besluit volledig tegemoetkomt aan de bezwaren van appellante, er geen belang meer is bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak. Hierdoor wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De Raad heeft tevens besloten dat het Uwv in de proceskosten van appellante wordt veroordeeld, welke kosten zijn begroot op € 2.475,-. Daarnaast dient het Uwv het griffierecht van in totaal € 156,- aan appellante te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

12/2981 WIA
Datum uitspraak: 8 september 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van
11 april 2012, 11/9626 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 3 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:899, een tussenuitspraak gedaan.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv op 19 april 2017 een nieuw besluit genomen.
Appellante heeft meegedeeld dat zij geen op- of aanmerkingen heeft over het besluit van
19 april 2017 en verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.

OVERWEGINGEN

1. Het besluit van 19 april 2017 komt geheel tegemoet aan het bezwaar van appellante tegen het besluit van 8 juli 2011. Gelet op de artikelen 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht wordt dit besluit niet in de beoordeling betrokken.
2. Het Uwv heeft het besluit van 8 juli 2011 niet gehandhaafd. Er is in verband daarmee niet verzocht om toekenning van schadevergoeding. Appellante heeft geen belang meer bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep wordt niet ontvankelijk verklaard.
3. Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 990,- in beroep en op € 1.485,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 2.475,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.475,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 156,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 september 2017.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) M.D.F. de Moor
GdJ