ECLI:NL:CRVB:2017:3070
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van vermogen en inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant ontving sinds 6 juli 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand. Na een onderzoek door de Sociale Recherche IJssel-Vechtstreek, naar aanleiding van een aanvraag om langdurigheidstoeslag, werd vastgesteld dat de appellant beschikte over een bedrag van € 20.000,- op zijn bankrekening, wat boven de voor hem geldende vermogensgrens lag. Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle heeft daarop de bijstand van de appellant met terugwerkende kracht ingetrokken, de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd en een boete opgelegd. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij het bedrag van € 20.000,- tijdelijk in bewaring had voor zijn moeder en dat hij dit geld niet voor eigen gebruik kon aanwenden.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant feitelijk over het bedrag beschikte, aangezien het op zijn rekening stond en hij het geld in contanten heeft opgenomen. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende tegenbewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij niet over het bedrag kon beschikken. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat de schending van de inlichtingenverplichting door de appellant niet in geschil was en dat de hoogte van de boete evenredig was. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.