Uitspraak
OVERWEGINGEN
25 september 2012 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld en geconcludeerd dat werknemer diverse fysieke beperkingen heeft, gemiddeld twee uur per dag en maximaal tien uur per week kan werken en dat werknemer op dat moment niet in staat is (een deel van) de eigen werkzaamheden te verrichten. Een arbeidsdeskundige verbonden aan Elabo, een bureau voor arbeidsconsultancy, heeft op 29 oktober 2012 geadviseerd over de
re-integratie-mogelijkheden. Gelet op zijn beperkingen acht de arbeidsdeskundige werknemer op dat moment niet geschikt voor het eigen werk of voor ander passend werk bij appellante. Het betreft een klein schilders- en afwerkingsbedrijf, met slechts enkele personeelsleden en daarom beperkte mogelijkheden. Gelet op zijn medische situatie ziet de arbeidsdeskundige op dat moment ook geen re-integratiekansen op de arbeidsmarkt, werknemer moet eerst herstellen. Dan zal hij eerst geleidelijk bij de eigen werkgever kunnen starten en kan daarnaast worden gekeken naar mogelijkheden buiten het bedrijf. Ook omdat werknemer meer dan een jaar ziek is, is een tweesporenbeleid nodig. Uiterlijk in maart 2013 moet volgens de arbeidsdeskundige worden besloten of een traject naar bemiddeling buiten het bedrijf van appellante moet worden ingekocht. Op verzoek van appellante heeft het re-integratiebureau AMK op 11 februari 2013 rapport uitgebracht van een intake gericht op een tweede spoor
re-integratieverplichtingen heeft voldaan. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en heeft via een onderbouwing door haar bedrijfsarts het standpunt van de verzekeringsarts van het Uwv bestreden. Appellante heeft aangevoerd dat zij en werknemer voldoende
re-integratie-inspanningen hebben verricht, passend bij de situatie en beperkingen van werknemer.
re-integratie-inspanningen niet in arbeid had hervat. Het Uwv heeft dan ook terecht aangenomen dat in dit geval geen sprake is van een bevredigend resultaat als bedoeld in de Beleidsregels. Dit brengt mee dat het Uwv kon toekomen aan een beoordeling van de
re-integratie-inspanningen.
re-integratie-inspanningen zoals die zijn verricht.
re-integratie-inspanningen van appellante onvoldoende zijn geweest. In zijn rapport van
11 oktober 2013 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend onderbouwd dat appellante kansen heeft gemist in de begeleiding van werknemer. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat de in september 2012 opgestelde FML niet juist is en dat de daarin opgenomen beperking dat werknemer niet meer dan twee uur per dag kan werken op basis van de beschikbare gegevens niet onderbouwd kan worden. Op dat moment waren de reumaklachten van werknemer goed opgeknapt en was aannemelijk dat werknemer geschikt was voor fysiek weinig belastend werk. Dat de behandelend GZ-psycholoog van werknemer in september 2012 van mening was dat werknemer nog niet kon re-integreren is door hem onvoldoende onderbouwd, gelet op wat de behandelaar in zijn informatiebrief van 23 augustus 2012 heeft gemeld over de situatie van werknemer, en had daarom door de bedrijfsarts niet zonder meer gevolgd moeten worden. Het geldende protocol bij burn-out klachten geeft aan dat in zo’n situatie aangepaste geleidelijke werkhervatting juist nodig is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom terecht het standpunt ingenomen dat de bedrijfsarts had moeten interveniëren. In zijn rapport van 17 juni 2014 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in reactie op de kritiek van de bedrijfsarts op het standpunt van het Uwv, overtuigend aangetoond dat de visie van de behandelend
GZ-psycholoog en de stand van de behandeling van de reumatologische aandoening van werknemer, geen reden vormden om in het najaar van 2012 nog een (duurzame) duurbeperking op te nemen.