Uitspraak
17/4748-VV, 17/4750-VV, 17/4751-VV, 17/4752-VV, 17/4753-VV, 17/4755-VV,
17/4757-VV, 17/4758-VV, 17/4759-VV, 17/4760-VV, 17/4761-VV, 17/4762-VV,
17/4763-VV, 17/4764-VV, 17/4765-VV, 17/4766-VV, 17/4767-VV, 17/4768-VV,
17/4769-VV, 17/4770-VV, 17/4771-VV, 17/4772-VV, 17/4773-VV, 17/4774-VV,
17/4775-VV, 17/4776-VV, 17/4777-VV, 17/4778-VV, 17/4779-VV, 17/4780-VV,
17/4781-VV, 17/4782-VV, 17/4783-VV, 17/4784-VV, 17/4785-VV, 17/4786-VV,
17/4787-VV, 17/4788-VV, 17/4789-VV, 17/4790-VV, 17/4792-VV, 17/4793-VV,
17/4794-VV, 17/4795-VV, 17/4796-VV, 17/4797-VV, 17/4798-VV, 17/4799-VV,
17/4800-VV, 17/4801-VV, 17/4802-VV, 17/4804-VV en 17/4805-VV
OVERWEGINGEN
2 december 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AO0764), is de mogelijkheid om hangende (hoger) beroep een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen niet bedoeld om door middel van zogenoemde ‘kortsluiting’ de behandeling van de hoofdzaak te bespoedigen. Indien van enig spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening voorafgaand aan de uitspraak in de hoofdzaak geen sprake is, is daarin een grond gelegen om geen gebruik te maken van de in artikel 8:86, eerste lid, van de Awb neergelegde bevoegdheid onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, en het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen.