ECLI:NL:CRVB:2017:2990
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.C.P. Venema
- K.J. Kraan
- H. Lagas
- Rechtspraak.nl
Ontslag op andere gronden wegens een verstoorde arbeidsverhouding met betrekking tot een ambtenaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het ontslag van appellant door het college van burgemeester en wethouders van Westland werd bevestigd. Appellant was sinds 1 juni 2002 in dienst bij de gemeente en had te maken met verschillende uitvalperiodes door medische klachten. Ondanks aanpassingen in zijn werk en begeleiding, bleef appellant ondermaats presteren en vertoonde hij grensoverschrijdend gedrag. Het college concludeerde dat de samenwerking onherstelbaar verstoord was en verleende appellant ontslag op andere gronden, zoals vastgelegd in artikel 8:8 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO).
De rechtbank oordeelde dat het college terecht had besloten tot ontslag, omdat er geen objectief vast te stellen medische oorzaak was voor de klachten van appellant en zijn gedrag niet verbeterde. In hoger beroep betoogde appellant dat er geen impasse was en dat hij onvoldoende begeleiding had ontvangen. De Centrale Raad van Beroep onderschreef echter het oordeel van de rechtbank en bevestigde dat de impasse in overwegende mate aan appellant zelf te relateren was. De Raad oordeelde dat het college op goede gronden had geconcludeerd dat appellant niet herplaatsbaar was binnen de gemeentelijke organisatie.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht had afgezien van het toekennen van een compensatie aan appellant, omdat de impasse voornamelijk door zijn eigen gedrag was veroorzaakt. De uitspraak werd gedaan op 31 augustus 2017.