ECLI:NL:CRVB:2017:2943
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van de Participatiewet met betrekking tot studiefinanciering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 19 april 2016 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellante had op 5 maart 2015 een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) ingediend, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat zij studiefinanciering ontving op basis van de Wet op de studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Het college stelde dat deze studiefinanciering een voorliggende voorziening was, waardoor appellante geen recht op bijstand had.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de te beoordelen periode liep van 5 maart 2015 tot en met 23 maart 2015. De Raad oordeelde dat, ondanks het feit dat appellante achteraf moest terugbetalen, zij gedurende de beoordelingsperiode over voldoende middelen beschikte om in haar noodzakelijke bestaanskosten te voorzien. De Raad verwierp ook het betoog van appellante dat het college in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld door haar niet volledig te informeren en niet de gelegenheid te bieden om bewijs van uitschrijving van de onderwijsinstelling te overleggen.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan door G.M.G. Hink, met P.C. de Wit als griffier, en vond plaats op 29 augustus 2017.