ECLI:NL:CRVB:2017:2924
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake AWBZ-verzekering en ingezetenschap Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in België woont, heeft verzocht om vaststelling van zijn verzekering voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De appellant was op 1 april 2001 uitgeschreven uit de gemeentelijke basisadministratie (gba) wegens verhuizing naar België. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft hem vanaf die datum niet verzekerd geacht voor de AWBZ, omdat er geen aanwijzingen waren dat hij als ingezetene van Nederland moest worden beschouwd.
Tijdens de procedure heeft de Svb aangegeven dat het onderzoek naar de verzekeringsstatus van de appellant niet volledig was. De rechtbank heeft het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat de Svb terecht had gesteld dat de appellant onvoldoende had aangetoond dat hij een duurzame band met Nederland had. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij verplicht is een zorgverzekering af te sluiten en dat zijn woonadres niet als postadres kan worden aangemerkt. Hij heeft echter geen nieuwe gegevens overgelegd die zijn band met Nederland kunnen aantonen.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de appellant niet als ingezetene van Nederland kan worden aangemerkt. De stukken die de appellant heeft overgelegd, waren niet overtuigend genoeg om zijn stelling te onderbouwen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.