Uitspraak
27 november 2015, 15/1090 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
1.3. Bij besluit van 23 januari 2015 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor het bezwaar van appellant tegen de brief van 27 november 2014 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het Zorgkantoor zich op het standpunt gesteld dat contante opnames van de rekening van appellant, gevolgd door stortingen op de rekening van de zorgverlener geen girale betalingen zijn. Het Zorgkantoor heeft wel een bedrag van € 10.500,- goedgekeurd, omdat betaling van dit bedrag valt te herleiden via de bankafschriften van appellant en zijn zorgverlener.
27 november 2014 een buitenwettelijke beslissing heeft genomen en dat het bestreden besluit in zoverre geacht wordt deel uit te maken van het vaststellingsbesluit van 3 februari 2015, zoals gehandhaafd bij besluit van 9 juli 2015. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Omwille van de duidelijkheid zal de Raad de gehele aangevallen uitspraak vernietigen. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep tegen het besluit van 9 juli 2015 beoordelen.
4.4. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 1 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9635) dient het Zorgkantoor de bevoegdheid om pgb’s lager vast te stellen uit te oefenen met inachtneming van het geschreven en het ongeschreven recht, daaronder begrepen de in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde verplichting tot evenredige belangenafweging.
BESLISSING
- verklaart het beroep tegen het besluit van 9 juli 2015 ongegrond;
- veroordeelt het Zorgkantoor in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.980,-;
- bepaalt dat het Zorgkantoor aan appellant het betaalde griffierecht van in totaal € 169,-