ECLI:NL:CRVB:2017:2834
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake indicatie voor Persoonlijke Verzorging en behandeling op grond van de Zvw
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die haar beroep tegen een besluit van het CIZ ongegrond heeft verklaard. Het CIZ had in 2014 besloten dat appellante niet in aanmerking kwam voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en dat de eerder verleende indicatie voor Persoonlijke Verzorging verviel. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de medisch adviseur van CIZ voldoende zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat er geen grondslag voor psychiatrische zorg was, omdat de psychische klachten van appellante niet medisch waren geobjectiveerd. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat zij lijdt aan psychische klachten, waaronder een posttraumatische stressstoornis (PTSS), en dat haar lichamelijke klachten losstaan van haar obesitas. De Raad voor de Rechtspraak heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het CIZ terecht behandeling op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) als voorliggend heeft aangemerkt op de inzet van AWBZ-zorg. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet met medische stukken heeft onderbouwd dat zij lijdt aan PTSS en dat haar lichamelijke klachten niet losstaan van de obesitas. Het hoger beroep is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd.