ECLI:NL:CRVB:2017:2785
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid college bij aanvraag AIO-aanvulling en doorzendplicht naar SVB
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de aanvraag van appellant voor een AIO-aanvulling op zijn uitkering werd afgewezen. Appellant, geboren in 1950, had op 9 oktober 2015 bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (PW). Het college wees deze aanvraag af op 22 oktober 2015, met als argument dat appellant geen recht had op aanvullende bijstand omdat zijn pensioeninkomsten en de kostendelersnorm in aanmerking waren genomen. Appellant ging in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college niet bevoegd was om op de aanvraag van appellant te beslissen, omdat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) de exclusieve bevoegdheid heeft om bijstand te verlenen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De Raad stelt vast dat het college in strijd met de wet heeft gehandeld door de aanvraag niet door te zenden naar de SVB. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak vernietigd wordt. De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het eerdere besluit van het college. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.485,- bedragen, en moet het college het griffierecht van € 170,- vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt de belangrijke rol van de SVB in het verlenen van bijstand aan ouderen en de verplichting van bestuursorganen om aanvragen door te zenden naar de juiste instanties. De uitspraak is gedaan door J.L. Boxum, in tegenwoordigheid van griffier C. Moustaïne, en is openbaar uitgesproken op 8 augustus 2017.