ECLI:NL:CRVB:2015:1249
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Kort
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand en de rol van de Sociale Verzekeringsbank
In deze zaak gaat het om de aanvraag van appellant om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), ingediend op 29 december 2011. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de aanvraag niet ontvankelijk was, omdat appellant niet op een intakegesprek was verschenen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank dit niet correct heeft beoordeeld. Appellant had de pensioengerechtigde leeftijd bereikt en de aanvraag om bijstand had ambtshalve doorgezonden moeten worden naar de Sociale Verzekeringsbank (SVB), die verantwoordelijk is voor het verlenen van bijstand aan personen van deze leeftijd. De Raad stelt vast dat het college in strijd met de wet heeft gehandeld door de aanvraag niet door te zenden. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellant gegrond. Het college wordt opgedragen om de aanvraag van appellant door te zenden aan de SVB voor verdere behandeling. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen achterstallige betalingsverplichting is vastgesteld. De proceskosten van appellant worden begroot op € 490,- en het college moet het griffierecht van € 160,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Kort op 14 april 2015.