ECLI:NL:CRVB:2017:2783
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand wegens verzwegen onroerend goed en huurinkomsten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarbij de rechtbank het beroep van appellanten tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad ongegrond heeft verklaard. Appellanten ontvingen vanaf 20 oktober 2009 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). In 2012 heeft appellant gemeld dat hij onroerend goed in Turkije bezat, maar het college heeft vastgesteld dat appellanten in strijd met hun inlichtingenverplichting geen melding hebben gemaakt van dit bezit. Het college heeft daarop de bijstand van appellanten met terugwerkende kracht ingetrokken en de te veel ontvangen bijstand teruggevorderd. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college terecht heeft gehandeld. De Raad heeft overwogen dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet beschikten over de onroerende zaken en dat zij de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld over de relevante periode.