ECLI:NL:CRVB:2007:BB4484
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam inzake WAO-schatting en rechtsgevolgen van een vernietigd besluit
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 31 maart 2005, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv gegrond werd verklaard. Het Uwv had bij besluit van 23 december 2003 de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante met ingang van 10 februari 2004 minder dan 15% was. De rechtbank heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dit besluit in stand gelaten. Appellante is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 3 juli 2007 heeft mr. H. van der Wal, advocaat van appellante, de grieven toegelicht. De Raad heeft de argumenten van appellante gehoord, waaronder de stelling dat een vernietigd besluit geen rechtsgevolgen meer kan hebben. De Raad overweegt dat de rechtbank op basis van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd is om de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit in stand te laten. De Raad oordeelt dat de primaire grief van appellante niet kan slagen.
Daarnaast heeft appellante betoogd dat de rechtbank ten onrechte rapportages van het Uwv heeft betrokken bij haar oordeelsvorming. De Raad stelt vast dat de rechtbank bevoegd was om deze rapportages in haar beoordeling te betrekken, en dat de rapportages een nadere onderbouwing van het bestreden besluit vormden. De Raad concludeert dat de rechtbank niet onjuist heeft gehandeld door deze rapportages te gebruiken.
Uiteindelijk komt de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep van appellante geen doel treft. De aangevallen uitspraak van de rechtbank blijft in stand, en er is geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2007.