ECLI:NL:CRVB:2017:2769
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening bijstandsverlening en studiefinanciering in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om de herziening van de bijstandsverlening aan appellanten, die sinds 31 oktober 2011 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen heeft de bijstand per 1 augustus 2014 met 10% verlaagd, omdat de meerderjarige dochter van appellanten, die studiefinanciering ontving, geacht werd de woonkosten te kunnen delen. Appellanten hebben hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij betogen dat de dochter, ondanks de terugbetalingsverplichting van de studiefinanciering, feitelijk onder de uitzondering voor kostendelers viel.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de dochter in augustus 2014 studiefinanciering ontving, wat betekent dat appellanten de noodzakelijke kosten van het bestaan niet met haar konden delen. De Raad oordeelt dat de terugbetalingsverplichting van de studiefinanciering niet afdoet aan het feit dat de dochter gedurende die periode over middelen beschikte. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, verklaart het beroep gegrond en herroept het besluit van het college, omdat de herziening van de bijstand in strijd was met de wet.
De Raad wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat niet is komen vast te staan dat er ten onrechte bijstand is teruggevorderd. Tevens wordt het college veroordeeld in de kosten van appellanten, die zijn begroot op € 2.970,- voor rechtsbijstand en het griffierecht van € 168,- wordt vergoed.