ECLI:NL:CRVB:2017:2733
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand wegens verzwegen bezit van onroerend goed in het buitenland
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de rechtbank het beroep van appellanten tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg ongegrond heeft verklaard. Appellanten ontvingen sinds 6 maart 2005 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, waarbij werd vastgesteld dat appellanten een appartement in Turkije bezaten dat niet was gemeld, heeft het college besloten de bijstand in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden door het bezit van het appartement niet te melden. De Raad bevestigt dat het college bevoegd was om de bijstand terug te vorderen en dat het terugvorderingsbedrag niet onevenredig hoog is. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellanten niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.